Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 13 hebben te maken met de betekenis van taal. Hier gaat het bijvoorbeeld om woordenschat of verhaalbegrip. 1.4.2 Technisch lezen Technisch lezen verwijst naar de vaardigheid om geschreven taal om te zetten in gesproken taal. In Vlaanderen start het formeel leesonderwijs doorgaans in het eerste leerjaar. Bij technisch lezen ligt de focus op de techniek van het lezen zelf, startend bij de koppeling tussen grafemen en fonemen – het alfabetisch principe, het decoderen en lezen van woorden, zinnen en teksten. Aanvankelijk technisch lezen verwijst in deze review zowel naar vlot lezen op woord-, zins- en tekstniveau als vloeiend lezen op tekstniveau. In een eerste stap dienen stabiele grafeem-foneemkoppelingen te ontstaan, die vervolgens ook snel kunnen opgeroepen worden. Wanneer beginnende lezers kwaliteitsvolle relaties hebben opgebouwd tussen grafemen en fonemen, leren ze decoderen: elke aangeleerde letter of lettergroep (grafeem) die ze zien, zetten ze om in de overeenkomstige klank (foneem) en met die klanken samen kunnen ze het woord uitspreken. De decodeervaardigheid is van groot belang in het beginstadium van de leescarrière, omdat het een basis vormt voor automatisering in woordherkenning (Share, 1995; Share, 2004). Decodeervaardigheid duidt op het snel en accuraat omzetten van een orthografische code in een fonologische code. Hoe meer oefening in het decoderen, hoe meer kwaliteitsvol orthografische representaties worden, hoe voorspelbaarder letterreeksen worden. Die voorspelbaarheid helpt bij het lezen van onbekende woorden en het snel herkennen van bekende woorden (Perfetti, 1992). Krijgt een lezer voldoende kansen om een nieuw woord een aantal keren te decoderen, dan kan die de orthografische code opslaan in het langetermijngeheugen, koppelen aan de fonologische code en de betekenis oproepen. Van zodra de lezer die kennis over de orthografie, fonologie, morfologie en betekenis van het woord goed weet te verankeren en verbinden in het langetermijngeheugen, moet die het woord niet meer letter voor letter decoderen, maar beschikt die over orthografische en woordspecifieke kennis (Van den Broeck & Geudens, 2016). Die kennis beperkt zich niet tot kennis van volledige woorden, maar ook van grafeemcombinaties. Dankzij dit proces van orthografisch leren komen beginnende lezers tot gevorderd en geautomatiseerd lezen (Nation & Castles, 2017). Door herhaalde oefening worden alle woorden dus uiteindelijk automatisch gelezen, wat de meest efficiënte manier is om woorden te lezen in een tekst (Ehri, 2017). Doorheen de jaren zijn er verschillende theoretische modellen over het leesproces naar voren geschoven (zie Castles et al., 2018, voor een overzicht). Zo benadrukte het oorspronkelijke tweeroute-model (dual-route theory) twee gescheiden routes voor enerzijds de seriële en anderzijds de parallelle manier van lezen, ook wel de sublexicale en lexicale route genaamd (Coltheart et al., 1993; Coltheart & Rastle, 1994). Dit model slaagde er echter niet in te verklaren waarom nieuwe woorden met bekende woorddelen soms toch sneller dan verwacht gelezen worden (uitgaande van seriële letter-voor-letter-omzetting). Daaropvolgende leesmodellen vanuit het connectionistisch denken zorgden voor een beter begrip (Plaut et al.,1996; Harm & Seidenberg, 1999). Vertrekkende vanuit computermodellen kon bijvoorbeeld aangetoond worden dat bij de twee manieren van lezen geen sprake kan zijn van compleet gescheiden routes, zoals het twee-route model poneerde. Kort gezegd houdt de basisgedachte van het connectionisme in dat bij het lezen de uitspraak van een (pseudo)woord wordt afgeleid van de orthografische vorm in één geïntegreerd proces. ‘Activatie’ wordt, volgens deze theorie, opgebouwd op basis van (vaak onbewuste) kennis van statistische regelmatigheden op verschillende niveaus. Zo worden woorden, morfemen, syllaben, maar ook grafeemclusters die al vaker zijn omgezet in fonemen, sneller en preciezer herkend.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=