Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 12 combineren in een zin (morfosyntax). Als spreker en luisteraar leren ze ook een verhaal op te bouwen of te begrijpen (verhaalbegrip). De mondelinge taalontwikkeling is een complex proces waarin nog heel wat meer deelvaardigheden aan bod komen die elkaar vaak beïnvloeden. Denk maar aan de vaardigheid om spraakklanken te kunnen vormen en in elkaar te laten overvloeien. Deze vaardigheid beïnvloedt het tempo waarmee nieuwe woorden worden verworven en de kwaliteit van de geheugenopslag. De mondelinge taalontwikkeling gebeurt voor een groot deel onbewust, maar kinderen leren ook gaandeweg los te komen van de functie van taal en er bewust over na te denken (taalbewustzijn). Dankzij een rijke leeromgeving en een doordacht aanbod op school verwerven jonge kinderen ook voorbereidende schriftelijke taalvaardigheden. Het gaat daarbij in de eerste plaats om hun inzicht in geschreven taal. Tijdens het voorlezen zien ze dat boeken en teksten op een bepaalde manier worden gelezen (bv. in het Nederlands van voor naar achter, bladzijden van boven naar onder en regels van links naar rechts). Zo ontwikkelt hun boek- of tekstoriëntatie. Verder ontdekken ze dat geschreven taal verschillende functies kan vervullen (onthouden, informeren, communiceren). Ook het verhaalbegrip groeit onder invloed van hun ervaringen met geschreven teksten. Ze ervaren dat verhalen en teksten een bepaalde opbouw hebben, dat ze een macrostructuur hebben, er hoofdpersonages zijn, er wordt toegewerkt naar een plot enz. Door steeds meer te vertoeven in een rijke geletterde omgeving ontstaat er het inzicht dat gesproken woorden ook kunnen opgeschreven worden en omgekeerd. Het verband tussen gesproken en geschreven taal wordt gestimuleerd op verschillende niveaus, bijvoorbeeld tijdens het voorlezen en schrijven op papier of multimedia, maar ook tussen letters en klanken. Letterkennis wordt opgebouwd en de eerste klanktekenkoppelingen ontwikkelen zich. Dankzij een gericht aanbod in de geletterde omgeving komt het besef dat woorden een diepere laag hebben en op hun beurt bestaan uit klankgroepen en klanken. Klankbewustzijn of fonologisch bewustzijn kan zowel heel globale niveaus van fonologische gevoeligheid omvatten, zoals het besef dat bepaalde woorden rijmen of meer gericht zijn op de vaardigheid om de klankstroom in woorden op te breken en te reflecteren over en te manipuleren op het niveau van klankgroepen zoals syllaben (bv. wa-ter) of onset en rijm (bv. k-at), los van betekenis. Als het inzicht ontstaat op het niveau van individuele klanken - fonemen - in woorden (bv. k – a – t), spreken we van fonemisch bewustzijn. Als één van de fonemen wordt weggelaten, verplaatst, toegevoegd of vervangen door een ander foneem dan verandert de klankvorm en daarmee ook de betekenis van het woord (bv. k - a - t > k – a – s – t). Daarom gaat het bij fonemen ook over de kleinste betekenisonderscheidende klankeenheden van de taal. Al deze vaardigheden, zowel op mondeling als op schriftelijk vlak, ontwikkelen zich verder na de start van het formeel leesonderwijs. Ze interageren dan met gevorderde aspecten van lezen (Castles et al., 2018). Bijvoorbeeld, door tijdens het lezen orthografische kennis van de taal op te doen groeit het taalbewustzijn op het gebied van de morfologie (de vorming van woorden door afleidingen, samenstellingen, vervoegingen, verbuigingen). Lezers ontdekken dat de spelling van woorden niet alleen bepaald is door de klanken, maar ook door hun morfologische structuur. Belangrijk om aan te stippen is dat veel auteurs deze voorbereidende leesvaardigheden niet opdelen in schriftelijke en mondelinge vaardigheden, maar een onderscheid maken tussen codegerelateerde vaardigheden en inhoudsgerelateerde of begripsgerelateerde vaardigheden. Codegerelateerde vaardigheden hebben voornamelijk te maken met de vorm van taal. Het gaat hier om letterkennis, fonologisch bewustzijn en fonemisch bewustzijn, maar bij uitbreiding ook bijvoorbeeld de kwaliteit waarmee woordcodes in het langetermijngeheugen zijn opgeslagen en het tempo waarmee ze opgeroepen kunnen worden (Rapid Automatized Naming), of de vaardigheid van kinderen om nietbestaande woorden uit te spreken (Non-Word Repetition). Inhoudsgerelateerde vaardigheden
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=