Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 113 woordenschat- en begripstoetsen). Wanneer leerkrachten dus professionaliseringsactiviteiten volgen, leidt dit tot een toename van (verscheidene componenten van) leesvaardigheid van leerlingen. Gezien de grote variatie aan geïncludeerde studies, gingen de onderzoekers ook de invloed van moderatoren na. De gevonden effecten bleken echter niet afhankelijk van het type van professionalisering, de focus van professionalisering (bijvoorbeeld het type leerling, de component van leesvaardigheid), de groepsomvang of het type leerkracht (bijvoorbeeld jaren ervaring, actieve deelname, opleidingsniveau). 3.7.9 Samenvatting Niet-leesgerelateerde variabelen Ook interventies die niet meteen leesgerelateerd zijn, kunnen ons helpen om de leesvaardigheid van leerlingen te verbeteren of te versterken. Een aantal studies uit ons basiscorpus informeren ons over deze interventies. Het is belangrijk om aan te stippen dat de ingesloten reviews over het algemeen slechts een beperkt aantal primaire studies bevatten en we de conclusies bijgevolg met de nodige voorzichtigheid moeten hanteren. Voorts gaat het bij een aantal studies om correlationele studies. Dit soort studies zegt niets over causale relaties of effecten die uitgaan van de bestudeerde onafhankelijke variabelen, waardoor de gevonden resultaten op de (afhankelijke) variabelen van leesvaardigheid toe te wijzen kunnen zijn aan andere variabelen die wel leesgerelateerd kunnen zijn. Binnen de reguliere klaswerking kunnen coöperatief of samenwerkend leren bijdragen aan de leesvaardigheid van leerlingen, al is de impact klein. Voor enkele specifieke vormen van differentiatie konden hele kleine effecten opgetekend worden op het woordlezen, al was niet van toepassing op alle vormen en mogen we deze conclusie niet zomaar generaliseren. Er bestaat ook onderzoeksevidentie dat interventies buiten de reguliere klaswerking een impact hebben. Tutoringprogramma’s van minimum 12 weken hebben een klein effect op leesvaardigheid van leerlingen in de lagere school en meer gestructureerde programma’s scoren daarbij beter. Onderzoek toonde voorts aan dat leerlingen die fysieke conditietraining krijgen, beter scoren op leesvaardigheid. Ook muziektraining heeft een klein effect, meer specifiek op het fonologisch bewustzijn. Leerlingen met dyslexie kunnen geholpen worden door computerondersteunde visuele aandachtstraining en dan vooral op het vlak van leessnelheid. Twee overzichtsstudies leren ons dat executieve functies voorspellend kunnen zijn voor leesvaardigheid. Zo werden kleine tot matige correlaties opgetekend tussen executieve functies (meer concreet werkgeheugen, taakwisseling en inhibitie) en decodeervaardigheden, zowel bij kinderen als bij adolescenten. Specifiek voor werkgeheugen werd in een andere studie een kleine correlatie vastgesteld met woordenschat, fonologische vaardigheden en decodeervaardigheden. Er werd ook een matige correlatie tussen werkgeheugen en begrijpend lezen vastgesteld, maar deze werd gemodereerd door woordenschat en decodeervaardigheden, waaruit geconcludeerd kan worden dat instructie in woordenschat en decodeervaardigheden belangrijk is om het werkgeheugen minder te belasten (zie ook Perfetti, 2007). Bijkomend werd vastgesteld dat de correlaties beïnvloed werden door het domein van het werkgeheugen, het type taak en het onderwijsniveau (c.q. het vierde leerjaar bleek een sleutelmoment). Training van het werkgeheugen kan helpen, al zal het niet alleen volstaan. Ten slotte leert onderzoek ook dat professionalisering van leraren werkt, namelijk dat deze een (heel) kleine impact heeft zowel codegerelateerde als begripsgerelateerde uitkomsten.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=