Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 108 3.7 Andere, niet-leesgerelateerde variabelen In de vorige hoofdstukken beschreven we studies die ons informeren over het effect van leesgerelateerde variabelen op de fundamentele componenten van lezen. In die studies ging het dus telkens om onafhankelijke variabelen die we binnen het leesgroeiproces kunnen situeren evenals variabelen die ook de link leggen met schriftelijke vaardigheden. Onze umbrella review leverde echter ook negen studies op die ons informeren over het effect van (onafhankelijke) variabelen die geen deel uitmaken van het leesgroeiproces en die we om die reden apart opnemen. We starten met studies waarin het effect nagegaan wordt van interventies binnen de reguliere klaswerking. Concreet bekijken we de effecten van coöperatief en samenwerkend leren en van differentiatie. Vervolgens stappen we over naar interventies die buiten de reguliere klaswerking opgezet kunnen worden zoals tutoring, fysieke conditietraining, muziektraining en visuele aandachtstraining. Eén studie bekeek de impact van een leerlinggebonden kenmerk, namelijk executieve functies. We eindigen met een studie over de impact van professionalisering van leerkrachten op de leesvaardigheid van leerlingen. 3.7.1 Coöperatief en samenwerkend leren (OV) Puzio en Colby (2013) onderzochten de impact van interventies voor coöperatief en samenwerkend leren op de leesvaardigheden (lezen, woordenschat, en leesbegrip). ‘Coöperatief’ en ‘samenwerkend’ leren zijn algemene termen en worden in een groot aantal programma's en interventies beschreven. Beide aanpakken organiseren het leren door kleine groepen leerlingen te laten deelnemen aan doelgerichte activiteiten, zodat ze verbaal en sociaal met elkaar in interactie kunnen gaan. In vergelijking met samenwerkend leren wordt coöperatief of collaboratief leren doorgaans gezien als meer gestructureerd, meer prescriptief (bv. via scripts voor docenten) en meer directief over hoe moet worden samengewerkt (bv. welke rol of participatievorm van leerlingen gevraagd wordt). Coöperatief en samenwerkend leren zijn een kerncomponent van effectieve interventies die op geletterdheid inzetten, zeker in het lager onderwijs. Maar, ze zijn niet hetzelfde als het groeperen van leerlingen met gelijke vaardigheidsniveaus (in het Engels ‘ability grouping’ genoemd). Bij coöperatief en samenwerkend leren zijn de kleine groepen namelijk heterogeen of “gemengd”. De leerlingen in deze groepen hebben dus niet allemaal hetzelfde vaardigheidsniveau. Ze zijn niet allemaal goed of slecht in lezen; het is een gemengde groep. In de studies opgenomen in de meta-analyse van Puzio en Colby werden coöperatief en samenwerkend leren nooit geïsoleerd onderzocht; elke interventie maakte gebruik van coöperatief of samenwerkend leren samen met andere instructiecomponenten zoals aandacht voor expliciete leesstrategie-instructie en, in veel gevallen, zijn er aanvullende curriculumtaken en teksten. De auteurs stellen een klein effect vast van de interventies op de (voorbereidende) leesvaardigheden (woordenschat, lezen en leesbegrip) van leerlingen. Op basis van hun onderzoek blijkt dat leerlingen hogere resultaten behalen wanneer ze deelnemen aan interventies voor coöperatief en samenwerkend leren. Nogmaals, coöperatief en samenwerkingen leren werden niet afzonderlijk bestudeerd. Ze vormden altijd een onderdeel van een geletterdheidsprogramma waarin essentiële componenten van leesonderwijs verwerkt waren.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=