Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 10 dan niet causaal) tussen de onafhankelijke variabelen (OV) en de afhankelijke variabelen (AV). Deze OV kunnen zowel leesgerelateerd zijn (cf. fundamentele componenten leesvaardigheid) als nietleesgerelateerd (bv. coöperatief en samenwerkend leren, tutoring, professionalisering van leerkrachten …). Terwijl de (causale) relatie tussen de leesgerelateerde OV en de AV aan bod komen in de delen hierboven, wordt deze relatie voor niet-leesgerelateerde OV apart beschreven in hoofdstuk 3.7. Het is belangrijk om mee te geven dat we, bij de rapportage van de resultaten, enkel significante hoofdeffecten/correlaties bespreken. Niet-significante resultaten zijn dus niet in de review opgenomen. Om de leesbaarheid van het rapport te vergroten, hebben we er daarnaast voor gekozen om de (statistische) cijfers die ten grondslag liggen aan de significante effecten/correlaties niet op te nemen. Geïnteresseerde lezers kunnen deze cijfers raadplegen in de oorspronkelijke bron waarnaar telkens duidelijk wordt verwezen. We spreken in het rapport wel over kleine, matige of grote effecten of correlaties. Om de grootte van een effect te beschrijven hanteren we de volgende parameters: .01 tot 2: heel klein, .2 tot .5: klein, .5 tot .8: medium, .8 – 1: groot, 1.2 – 2: heel groot, en meer dan 2 wordt als gigantisch aangeduid. Om de grootte van een correlatie te beschrijven hanteren we de volgende parameters: tot .30: klein, tot .40: matig, en meer dan .50: groot. Tot slot komt een Hedges' g<0.2 in deze review overeen met een klein effect, een Hedges' g<0.5 met een matig effect en een Hedges’ g>0.5 als groot. De lezer dient wel in het achterhoofd te houden dat matige effecten per definitie niet waardeloos zijn, en zelfs van grote betekenis kunnen zijn binnen de onderwijspraktijk. Bij de beschreven effecten of correlaties, gaat het standaard om significante, positieve maten. Enkel wanneer het om een significant, negatief effect of correlatie gaat, wordt dit expliciet vermeld. Wanneer relevant bespreken we ook resultaten op basis van uitgevoerde moderatoranalyses. Omdat de bestudeerde relaties tussen de OV en de AV zowel een samenhang, correlaties kunnen betreffen als een uiting kunnen zijn van een causaal effect, gebruiken we in de titels in de verschillende hoofstukken bij 3. Resultaten een neutrale pijl ‘->’ tussen de OV en de AV om de relatie weer te geven. In Conclusie en Discussie, ten slotte, beschrijven we achtereenvolgens een beschouwing op de resultaten (hoofdstuk 4.1), de beperkingen van het onderzoek (hoofdstuk 4.2) alsook de implicaties voor de praktijk, het beleid en het onderzoek (hoofdstuk 4.3). 1.4 Conceptueel kader leesvaardigheid De fundamentele componenten van leesvaardigheid, met name, voorbereidende leesvaardigheden, technisch lezen, begrijpend lezen, algemene leesvaardigheid en leesmotivatie beïnvloeden elkaar onderling, maar worden daarnaast ook beïnvloed door tal van andere elementen. Deze kunnen gerelateerd zijn aan het onderwijs (o.a. competentie leerkracht, groeperingsvormen, frequentie, gehanteerde media, leesbeleid), de leerling (o.a. persoonlijkheid, interesse, leermoeilijkheden, leerstoornissen), het gezin of de familie (o.a. (thuis)taalcontext, begeleiding, leescultuur) en de gemeenschap (o.a. leespromotie, bibliotheek). Figuur 1 geeft op vereenvoudigde wijze de samenhang tussen de componenten van leesvaardigheid weer.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=