Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 55 Daarnaast richtte de school een leeswerkgroep op, waarin besproken wordt op welke manier zaken die in het project opgepikt worden onder de rest van het schoolteam verspreid zullen worden (bv. via personeelsvergadering). Ook afspraken rond schoolbrede acties rond lezen worden in deze werkgroep voorbereid. Leerkrachten kregen de keuze om deel uit te maken van deze werkgroep, iets wat de geïnterviewde leerkracht ook deed. toegang tot goede verhalen zo laagdrempelig mogelijk te maken. Verder zat het kwetsbare kind steeds in ons achterhoofd bij het maken van de keuzes. Bv. bij bibbezoek is een “bingo” geïntroduceerd als methodiek. Aanvankelijk werd een extra vakje, “voorwaarde" voorzien “Ik kom met met ouders/voorgd/begeleider langs” om de beloning te krijgen. Maar omdat we weten dat we daar vooral de kwetsbare kinderen mee “straffen” (zo’n bingo is onvoldoede motivator om ouders mee te krijgen naar de bib) is dat geschrapt. Over weinig zicht op inhoud labo’s: De inhoud van elk labo werd op voorhand doorgegeven vooraleer de scholen een keuze maakte uit de labo’s. Daarbij werd benadrukt om de keuze te maken op basis van de Leesscan. Doorheen het schooljaar werden de inhoud, plannen en stappen per labo gecommuniceerd via een maandelijkse nieuwsbrief. Daarnaast werd dit tentoongesteld op het SuperLAB in februari en juni. E. Monitoring en evaluatie De projectcoördinator heeft een belangrijke rol opgenomen in de organisatorische en inhoudelijke opvolging van de uitvoering van het Lezen op School-project. Als voorbeeld daarvan geldt o.m. de kritische benadering van de rol van één van de partners en de aansluitende beslissing om wijzigingen door te voeren in de concrete projectacties i.f.v. het bereiken van de projectdoelen. Daarnaast was er ook een belangrijke rol weggelegd voor de externe experten om de inhoudelijke invulling van de projectactiviteiten (netwerk, leesbad, labo’s, activiteiten binnen scholen en bibliotheken) te helpen monitoren. Dit gebeurde o.m. via de bijeenkomsten van de stuurgroep. Op het moment van de dataverzameling in kader van dit onderzoek was er weinig of geen werk gemaakt van de expliciete evaluatie van de mate waarin de projectdoelen bereikt werden. Zoals de projectcoördinator zelf omschreef, werden noden en effecten vooral aan de hand van buikgevoel bij de betrokkenen gemonitord. Er was de ambitie om te bekijken of gegevens rond het bezoek- en ontleengedrag van leerlingen en gegevens uit een herhaalde afname van de Leesscan mogelijkheden zouden bevatten voor een objectieve evaluatie, maar een concrete planning hiervoor ontbrak nog. Ook werden er geen succesindicatoren geformuleerd bij elk van de 12 operationele doelstellingen. Na afloop van de laatste labobijeenkomsten vóór de zomervakantie na het eerste projectjaar werden de deelnemers aan de labo’s bevraagd over hun gevoel over de labobijeenkomsten. Volgens de projectcoördinator waren de antwoorden hoofdzakelijk positief, al bleek er in sommige gevallen ook een mismatch tussen de verwachtingen van de deelnemende LeesBAD
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=