Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 4 te verbeteren, wordt erkend en dat zeer veel onderwijsactoren hun schouders hier mee onder willen zetten. Dat enthousiasme toont zich ook in de partnerschappen die in de LoS-projecten werden opgezet en/of verder uitgediept. Samenwerkingsverbanden werden verinnigd en/of nieuwe partnerschappen werden aangegaan waardoor netwerken werden geïntensifieerd en uitgebreid. Op basis van de succesvolle samenwerkingen die werden vastgesteld in de LoS-projecten, durven we stellen dat de LoS-projecten een bijdrage hebben geleverd aan het verder uitwerken van duurzame samenwerkingsverbanden om het leesonderwijs te optimaliseren. Echter, uit het onderzoek komen ook een aantal aandachtspunten naar voren. Zo blijkt allereerst dat het helder en voldoende afgebakend formuleren van doelstellingen van fundamenteel belang is om een haalbare koers voor alle betrokken partners te bepalen. Beginnend bij de projectoproep waarin helder gesteld moet worden wat de projecten dienen beogen te bereiken. Vervolgens dienen ook de projectaanvragers (scholen, organisaties die expertise aanleveren, en socioculturele organisaties en gemeentebesturen) duidelijk en haalbaar te formuleren wat zij met het project willen bereiken door op deze projectoproep in te tekenen. Het vooropstellen van enkele afgelijnde doelen kan ervoor zorgen dat er meer bereikt wordt dan wanneer zeer brede, vage, uiteenlopende doelen voorop worden gesteld. Het voorop stellen van duidelijke en haalbare doelen zorgt ervoor dat het opvolgen van (de bijdrage van) het project makkelijker kan verlopen. Deze monitoring en evaluatie gebeurde in de LoSpraktijken nauwelijks. Het monitoren en evalueren van het project betreft het houden van de vinger aan de pols, waarbij voortdurend wordt nagegaan hoe initiatieven onthaald worden, welke bijdrage ze hebben, en op welke punten ze moeten worden bijgestuurd en geoptimaliseerd. Dit gebeurde in de LoS-praktijken in hoofdzaak op basis van buikgevoel. Zo werden in heel wat LoS-projecten bv. acties opgezet die gericht waren op het professionaliseren van de directe betrokkenen in het leesonderwijs, waaronder leraren en bibliotheekmedewerkers. Het effect van deze bijscholingen werd echter in vele gevallen niet in kaart gebracht en beperkte zich in vele gevallen tot de gepercipieerde tevredenheid van de betrokkenen. Het gegeven dat monitoring en evaluatie vaak ontbrak, impliceert dat het zeer moeilijk alsniet onmogelijk was om mogelijks ineffectieve praktijken te identificeren en bij te schaven, maar ook dat effectieve praktijken onvoldoende tot hun recht kwamen en verder uitgebouwd kunnen worden. Dit heeft vervolgens implicaties voor de duurzame verankering van de acties na afloop van het project. In heel wat projecten werden acties opgezet waaruit de intentie blijkt om de geïnitieerde initiatieven verder te zetten ook na afloop van het project. Daarbij werden acties uitgerold zoals het uitwerken van een visie rond lezen, het uitbouwen van een leesnetwerk, het opzetten van een uitleensysteem voor boeken, … Er is echter weinig garantie dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. Zicht krijgen op ‘wat werkt (niet)’ zorgt ervoor dat gericht verdere acties kunnen worden opgezet. Dit zorgt ervoor dat de inspanningen van de betrokkenen lonen, wat de kans op continuering van de acties kan verhogen. Een vierde bedenking betreft het gegeven dat vele initiatieven gericht waren op de omkadering van het leesonderwijs aan leerlingen, eerder dan op het effectief (leren) lezen van leerlingen. Zo merkten we dat heel wat LoS-projecten in hoofdzaak inzetten op (1) het creëren van een krachtige leesomgeving (o.a. door het inrichten van gezellige leesplekken op school, door de brug te vormen tussen school en bib, …) en (2) het professionaliseren van actoren die direct betrokken waren bij het leesonderwijs aan leerlingen, waaronder leerkrachten, bibliotheekmedewerkers, … en dit door middel van een veelheid aan manieren met onder meer formele professionaliseringsinitiatieven, lerende netwerken, coachingssessies en informele leermomenten. Daardoor/bijgevolg werd in alle LoSprojecten een eerder indirecte bijdrage van het LoS-project verondersteld op de leesmotivatie en de leesvaardigheid van leerlingen, wat wel vaak als ultieme hoofddoelstelling werd geponeerd.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=