Les in lezen 02a Onderzoekslijn 2 Rapport

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 181 Op dit vlak zien we grote verschillen tussen de 21 casussen, met zowel voorbeelden van goede praktijk als casussen waarin belangrijke te ondernemen acties weinig of geen aandacht kregen. Hieronder formuleren we een aantal bijkomende randvoorwaarden zoals we deze uit de analyse konden afleiden. B.1. Visie helpen vertalen naar de (klas)praktijk – algemene ondersteuning Een derde randvoorwaarde, slaat op het algemeen zorgen voor ondersteuning, onder meer vanuit de directie, opdat het project ook schoolbreed draagkracht krijgt. Het gaat hierbij ook over het (blijven) stellen van verwachtingen. “Als er schoolbrede interventies opgezet worden of opgestart worden, in welke mate doet elke leerkracht daaraan mee in een klas? We proberen dat via het leesteam te laten doorstromen naar het volledige team, maar het is moeilijk om daar echt vat op te krijgen of om daar feedback over te krijgen. […] En veel hangt daar af van je school, van je directie, hoezeer zij een punt maken van een aantal zaken.” (Interview projectcoördinator, project 18) Een vierde randvoorwaarde is dat er een sterke projectcoördinator dient aangesteld te worden. Deze moet van alle betrokken partijen het mandaat krijgen om het project te trekken. Belangrijk is verder dat de projectcoördinator goed in staat is om de projectdoelen te bewaken, de kwaliteit en voortgang van het project in beeld te houden en de communicatie en samenwerking tussen de projectpartners te bevorderen. Ook uit de analyse bij 3.3. Partners en samenwerking blijkt het belang van het hebben van één of een beperkt aantal trekkers die het project coördineerden en in goede banen leidden, waardoor de samenwerking en rolverdeling hierbij helder bleef. Een vijfde aandachtspunt is de professionalisering van leraren. Opdat leraren ook effectief meer tijd aan lezen besteden en effectieve leesdidactiek toepassen, dient ingezet te worden op gerichte professionaliseringsinitiatieven. Een pluspunt hierbij is het verstrekken van concreet uitgewerkt materiaal waarmee de leraren aan de slag kunnen gaan of werken aan de hand van concrete voorbeelden. Te denken valt bv. aan een leesdagboek dat leerlingen helpt om hun leesvoorkeuren te ontdekken, een lesfiche om een les begrijpend lezen vorm te geven, een boekenkoffer waar leerkrachten gebruik van kunnen maken, … B.2. Visie helpen vertalen naar de (klas)praktijk – ondersteuning via teacher teams Een zesde randvoorwaarde is het samenbrengen van een kernteam binnen de school dat instaat voor het opmaken en implementeren van een effectief leesbeleid op school. Dit kernteam bestaat bij voorkeur zowel uit leraren als uit leden van het directieteam en fungeert als aanspreekpunt en inspiratiebron voor de rest van het schoolteam. Het kernteam verzamelt nieuwe kennis (bv. door deelname aan vormingen uit LoS-project), ontwikkelt materialen en nieuwe initiatieven en zorgt voor volgehouden aandacht voor het thema lezen. Verschillende bevraagde betrokkenen geven aan dat de vorming van een kernteam rond lezen veel meer verandering kan teweegbrengen dan een individuele leerkracht, directeur of beleidsondersteuner die lezen op school op de kaart moet krijgen. “En het kernteam dat is ook iets belangrijk. Dat is iets dat ik wel al geleerd heb, dat als de volgende keer dat we zo’n project invoeren, dat we moeten vragen dat de scholen een kernteam voorzien waar dat iemand inzit van het kader, dat kan een leerkracht of coördinator zijn, liefst iemand van kleuteronderwijs en iemand van lager en als het kan, dan nog iemand van onderbouw die echt bezig zijn met aanvankelijk lezen en dan ook iemand van de oudere klassen.” (Interview projectcoördinator, project 4)

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=