Les in lezen 02a Onderzoekslijn 2 Rapport

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 164 hoofddoelstelling om leerlingen meer, beter en liever te laten lezen. Daarnaast zien we ook dat er gericht ingezet werd op lezen bij twee kwetsbare groepen, m.n. anderstalige leerlingen en leerlingen uit kwetsbare thuissituaties enerzijds en leerlingen met leesmoeilijkheden anderzijds. Als we echter naar de vertaling van de strategische doelen naar operationele doelstellingen kijken, dan blijken deze zich in hoofdzaak op leraren, leden van het bredere schoolteam en bibliotheekmedewerkers te richten, … of kortom op alle betrokkenen die rechtstreeks met de leerlingen in contact staan, eerder dan de leerlingen zelf. Zij staan in om het meer, beter en liever lezen van leerlingen te realiseren. De link naar de leerlingen werd in bijna alle projecten verondersteld, maar bijna nergens rechtstreeks meegenomen in de vooropgestelde operationele doelen, alsook niet in de ondernomen activiteiten (cfr. Acties) of evaluatie. Aanvullend moet vermeld worden dat we in het algemeen vaststellen dat LoS-projecten vaak vertrekken van eerder onduidelijk en vaag geformuleerde doelstellingen. Allereerst wordt er soms weinig onderscheid gemaakt tussen de aanleiding voor een project en de doelstellingen die de projectaanvragers met datzelfde project wilden bereiken. Zo worden in een aantal projecten doelstellingen als ‘het verhogen van de leesmotivatie van leerlingen’ en ‘het verbeteren van de leesvaardigheid van leerlingen’ als strategische doelstellingen vooropgesteld, welke evenzeer als aanleiding van het project werden aangehaald. Belangrijker echter is de vaststelling dat doelstellingen vaak onvoldoende concreet werden geformuleerd. We stelden vast dat bijna in geen enkel project de operationele doelstellingen SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden) werden geformuleerd. Enkele operationele doelstellingen die we terugvinden in de LoS-aanvragen zijn o.a. het stimuleren van de taalvaardigheid van leerlingen; het verhogen van competenties van leerlingen; enthousiasme, kennis van en waardering voor het Nederlands verhogen via het versterken van leesbeleid en leesmotivatie. Tot slot merken we op dat er in sommige projecten weinig inhoudelijke afstemming is tussen de operationele doelstellingen en het bovenliggende strategische doel. Zo worden bv. ‘het dissemineren van projectresultaten en output’ en ‘het ondersteunen van het implementatietraject’ geformuleerd als operationele doelstellingen bij het strategische doel ‘het verhogen van de leesmotivatie van leerlingen’. Ook hebben niet alle projectindieners het even gemakkelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen beide niveaus van doelstellingen. Zo zien we bv. als strategische doelstelling ‘ontwikkelen van een positief leesklimaat op school met de bedoeling om op termijn een doorlopende leeslijn te ontwikkelen’, met als bijhorende operationele doelstelling ‘de school zet zich in om duurzame activiteiten op te zetten die een positief leesklimaat bevorderen’. Bovenstaande zorgde er allicht voor dat de doelen die sommige projecten voorop stelden onvoldoende duidelijk waren voor de verschillende betrokkenen. Onduidelijke doelen zijn vatbaar voor verschillende interpretaties en bieden bijgevolg (mogelijks) onvoldoende houvast voor het verdere verloop van het project (met name het uitstippelen van acties die tegemoet komen aan de doelen, het opvolgen in welke mate de doelstellingen bereikt worden, …). We merken dus dat vaak niet werd voldaan aan het participatief creëren van een gezamenlijke doelgerichtheid, als een van de voorwaarden voor het voeren van een onderwijskundig beleid inzake LoS.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=