Les in lezen 02a Onderzoekslijn 2 Rapport

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 123 - Ook de bibliotheek leert veel uit de klasbezoeken en kan zo hun aanbod up-to-date houden. - Leerlingen én leerkrachten zijn enthousiast en komen veel meer naar de bibliotheek (ook zij die normaal niet naar de bib komen). Een leerkracht die aangaf niet graag te lezen, stond bijvoorbeeld even na de nascholing 2x op korte tijd in de bibliotheek. - Leerkrachten besteden (veel) meer aandacht aan lezen in de klas. - Alle leerkrachten mochten een lijst van 10 boeken doorgeven om in het aanbod op te nemen, maar hierop reageerden minder leerkrachten dan verwacht. De geïnterviewde leraar van de school geeft aan dat leerlingen zin krijgen om te lezen door de gecreëerde leeshoek door het LoS-project en zijn extra gemotiveerd als de leerkracht mee leest met hen. Ook de leesjuf en directie beamen dat de plezierfactor van het lezen er is bijgekomen en geven aan dat het enthousiasme aanstekelijk werkt. Bovendien hebben de leerlingen zelfs niet altijd door dat ze met lezen bezig zijn door de creatieve projecten. ‘Ze doen het omdat ze het graag doen, niet omdat de juf het hen vraagt.’ Een aantal activiteiten georganiseerd vanuit de school (bv. leeswandeling en voorleesweek) hebben volgens de leraar, leesjuf en directie als positief gevolg dat de ouders meer betrokken werden bij het leesonderwijs en de school in het algemeen. H. Aandachtspunten en randvoorwaarden • Het hele lerarenteam moet meegenomen worden in het verhaal om er een echt succes van te maken (gedragenheid!). Alleen het leeslokaal inrichten is niet voldoende. • Voldoende rotatie van het aanbod (per school) is van belang. • Het boekenaanbod is minder afgestemd op de middenschool, omdat het een andere doelgroep is. • Om dit project duurzaam te maken en eventueel verder uit te breiden naar scholen die nu nog weinig betrokken zijn, zijn middelen nodig. • Het is een meerwaarde als de spilfiguur (in dit geval de projectcoördinator) voor een lange termijn betrokken kan blijven bij de werking (zowel voor de bibliotheek als de scholen). • Expertisedeling tussen scholen én tussen LoS-projecten onderling heeft potentieel een grote meerwaarde. Er is veel expertise aanwezig, maar tegelijk ook rivaliteit (‘ieder voor zich’), waardoor weinig informatie uitgewisseld wordt. De projectcoördinator vindt dit jammer, maar geeft verder niet aan hoe hiermee werd omgegaan. Tijdens het schoolbezoek geeft de geïnterviewde leerkracht aan dat - een trekker binnen de school (in dit geval de leesjuf) essentieel is om zo een project te doen slagen. - leerlingen toegang moeten hebben tot boeken die hen interesseren: op dit moment zijn veel boeken niet beschikbaar én zit er telkens een lange periode tussen bibliotheekbezoeken. De leesjuf en directeur wijzen op het stellen van duidelijke, haalbare doelen en prioriteiten waar het hele team achter staat. In de middenschool is er geen rotatie mogelijk doordat het een andere doelgroep is qua leeftijd. Ook de leerlingen uit de middenschool, net zoals het 5e en 6e leerjaar uit De Bij, hebben inspraak gekregen in de aankoop van hun 400 nieuwe boeken waardoor het aanbod echt is afgestemd op hen. Expertisedeling tussen scholen was niet vanzelfsprekend bij aanvang van het project maar naar het einde van het project al verbeterd. Zoals vernoemd in onderdeel C was er een zeer bereidwillige expertisedeling met 4 andere LOS-projecten waarvoor de educatief medewerker zeer dankbaar was. Met sommige andere LOS-projecten was deze expertisedeling er niet, wat spijtig was, maar ook niet noodzakelijk gezien de zinvolle uitwisseling met de 4 hierboven vernoemde projecten. Ik vrees dat de interviewer het hier verkeerd begrepen heeft.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=