Les in lezen 02a Onderzoekslijn 2 Rapport

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 12 hebben we geen zicht op de ervaren effecten, noch op de randvoorwaarden voor het succesvol realiseren van het LoS-project op basis van deze data. Daarnaast werden in dit onderzoek aanvullend data van het Agentschap Onderwijsdiensten (AGODI) van de Vlaamse overheid geraadpleegd. AGODI stelt jaarlijks volgende indicatoren met betrekking tot het leerlingenpubliek in elke school (op basis van het instellingsnummer) ter beschikking die relevant zijn voor het huidige onderzoeksproject: (1) Het aantal leerlingen in de school: het aantal leerlingen dat ingeschreven is in de school op 1 februari van het betreffende schooljaar. (2) Opleiding moeder: het percentage leerlingen waarvan de moeder in het bezit is van een diploma of getuigschrift van maximaal lager secundair onderwijs. (3) Schooltoelage: het percentage leerlingen dat een schooltoeslag of schooltoelage ontvangt. (4) Thuistaal: het percentage leerlingen dat thuis een andere taal dan het Nederlands spreekt. Vanaf dat leerlingen in het gezin met niemand of in een gezin met 3 gezinsleden (leerling niet meegerekend) met maximaal 1 gezinslid Nederlands spreekt, wordt de leerling beschouwd als een leerling die niet-Nederlands spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd. (5) Buurt met een hoge mate van schoolse vertraging: het percentage leerlingen dat aantikt op dit kenmerk. Een leerling tikt aan op dit leerlingenkenmerk als de leerling behoort tot de 25% leerlingen die in buurten met de hoogste schoolse vertraging wonen. De data, alsook bovenstaande afbakening van deze indicatoren, werden verkregen via het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming (g.d.). Deze data zijn enkel beschikbaar voor het regulier onderwijs, en dus niet voor het buitengewoon (lager en secundair) onderwijs. De data die in voorliggend onderzoeksrapport gebruikt werden, zijn de data van schooljaar 2020-2021. De informatie die AGODI ter beschikking stelt over de schoolsamenstelling, werd gekoppeld aan de lijst van scholen die deelnemen aan (één of meerdere) LoS-projecten. De deelnemende scholen werden doorgegeven door de coördinatoren (zie paragraaf 2.1.2). Dit liet ons toe om een meer gedetailleerd zicht te krijgen op de leerlingenpopulatie van de scholen die aan de LoS-projecten deelnamen. Op basis van deze informatie kregen we zicht op de mate waarin de LoS-projecten daadwerkelijk de doelgroepen bereikten die in de LoS-oproep van het Departement werden vooropgesteld. Meer specifiek werd beoogd om scholen in grootsteden en in de Vlaamse Rand te betrekken opdat een groot aandeel risico-leerlingen met betrekking tot taal- en leesvaardigheid bereikt zou worden. 2.1.2 Data projectcoördinatoren Om aanvullende informatie te verzamelen over de diverse LoS-projecten, werden de projectcoördinatoren geïnterviewd. Projectcoördinatoren zijn diegenen die de projecten initieerden, trokken en/of instonden voor de dagelijkse opvolging ervan. Voor deze interviews werd geopteerd om een semi-gestructureerd format te hanteren. Dit houdt in dat vertrokken werd vanuit een aantal vaste vragen, opdat over de projecten heen vergeleken kan worden, maar de antwoordvrijheid van de respondent voldoende bewaakt werd (Kelchtermans & Ballet, 2009). Het interview bestond uit drie delen. Het eerste deel, de inleidende vragen, ging in op de duurtijd en aanleiding voor het project. In het tweede deel, de kernvragen, werd de concrete organisatorische

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=